Aanpassen
Functie
Wijzigen van de Adomi-instellingen, werkbalkinstellingen en het usermenu.
Algemeen
- In het tabblad Algemeen kunnen de Adomi-instellingen worden ingeregeld.
Interface
- Taal: kies één van de ondersteunde talen. De taalkeuze geldt niet alleen voor de menu's en boodschappen in Adomi, maar ook voor de hulpprogramma's.
- Werkbalken: hier kan de maat van de pictogrammen van de werkbalken worden ingesteld. Er kan gekozen worden uit
Grote pictogrammen ,Middelgrote pictogrammen enKleine pictogrammen . - Schermschaal: Adomi kan met deze instelling worden aangepast aan monitors waarvoor een kleinere afmeting van een pixel op het scherm is ingesteld. Een juiste instelling zorgt ervoor dat de schaal op het scherm de werkelijke schaal goed benadert. Daarnaast wordt ook de cursorgrootte aan de ingestelde pixelgrootte aangepast. Bij de waarde Groot hoort een pixelgrootte van 0,25 mm (100 dpi), bij Middel hoort 0,15 mm (170 dpi) en bij Klein hoort 0,09 mm (280 dpi). In Windows kan voor het beeldscherm een schaling in de lay-out ingesteld worden, die de grootte van de pixels en daarmee de weergavegrootte van het model beïnvloedt. Met deze instelling kan de schermschaal in Adomi zo nodig gecorrigeerd worden.
- Randen verzachten: de mate waarin anti-aliasing als kwaliteitsverbetering voor de visuele weergave in Adomi wordt toegepast, kan hier ingesteld worden op Maximaal, Gemiddeld, Beperkt of Uitgeschakeld. Standaard geeft de instelling Maximaal het mooiste resultaat, maar als Adomi traag reageert op bewegingen van de muis, dan kan het zinvol zijn om hier een lagere instelling te kiezen. Anti-aliasing vraagt namelijk capaciteit van de grafische kaart.
- Optiebalk: met deze instelling kun je bepalen welke items getoond worden in de optiebalk onder het tekenveld. Bij het kiezen van de waarde Basis zal Adomi alleen de standaardopties tonen. De waarde Met Naam, Klasse en Systeem resulteert in het toevoegen van de opties Naam, Klasse en Systeem, die per geplaatst element kunnen worden ingevuld en ook meegenomen worden bij export naar het IFC-formaat. Stel je de uitbreiding van de optiebalk in op Volledig, dan worden ook de eigenschappen Dragend, Extern, Brandwerendheid, Geluidwerendheid, Infiltratie en U-waarde getoond om in te stellen voor elementen in een relevante klasse.
- De schakelaar
Gewijzigde tekening/plot/view automatisch opslaan bepaalt of er na wijzigingen in de actieve tekening, plot of view automatisch moet worden opgeslagen bij laden of afsluiten van een bestand, of dat de gebruiker hiervoor het initiatief neemt.
Standaard plotinstelling
- Papierformaat: maak een keuze uit de standaard papierformaten A4 t/m A0 en verlengd A0 (L0). De hier gekozen instelling is de verstekinstelling voor plotten.
- Bitmapkwaliteit: hier wordt geregeld wat de outputkwaliteit van bitmaps zal zijn. Er kan gekozen worden uit maximaal (hoge kwaliteit met doorgaans een grote bestandsgrootte), gemiddeld en kleinste bestandsgrootte (lagere kwaliteit maar kleinere bestanden).
Schermkleuren
- Als de schakelaar
Raster aanstaat, wordt bij iedere schermopbouw het raster afgebeeld. De afstand tussen de rasterlijnen wordt dynamisch bepaald aan de hand van de schermschaal. Naast de schakelaar kan de kleur van de rasterlijnen worden ingesteld. Het raster is alleen zichtbaar op het beeldscherm. - De schakelaar
Referentiepunten bepaalt de zichtbaarheid van referentiepunten van elementen. De schakelaar voor referentiepunten geldt alleen voor het beeldscherm, want puntmarkeringen worden nooit geplot. Naast de schakelaar kan de beeldkleur van de referentiepunten en -lijnen van elementen worden aangegeven. - De schakelaar
Buiten geopende component bepaalt of elementen die niet tot een actieve component behoren in een alternatieve kleur moeten worden afgebeeld. De betreffende kleur wordt naast de schakelaar ingesteld. - Om het bewerken van een model te vereenvoudigen en versnellen kan de schakelaar
Bewerkingsweergave worden ingeschakeld. Dit resulteert hierin:- Binnen schaalstijlen wordt dan op het scherm die stijl gekozen die gedefinieerd is bij 'bewerkingsweergave' in plaats van de stijl die hoort bij de doelschaal.
- Hiermee kan men de weergave versnellen, bijvoorbeeld door een vereenvoudigde arcering, vaste lijntypen in plaats van vrije patronen en standaard lettertypen in plaats van TrueTypes te gebruiken.
- Ook kan men de constructielijnen gebruiken met een stijl die alleen in bewerkingsweergave zichtbaar is.
- Wanneer binnen een schaalstijl geen stijl is gedifinieerd bij 'bewerkingsweergave' dan wordt de stijl gekozen die hoort bij de doelschaal.
- Achtergrondkleur voor het tekenveld: hier stelt u de achtergrondkleur van het Adomi tekenveld in. De meest geschikte kleuren voor de achtergrond zijn lichtgrijs of wit.
- Geselecteerde elementen: hier stelt u de kleur in waarin geselecteerde elementen worden getekend. De selectiekleur moet goed contrasteren met de achtergrond en bij voorkeur niet gelijk zijn aan één van de kleuren waarin gewone lijnen getekend worden, volgens de gebruikte stijlen. Let op: sommige combinaties van achtergrondkleur en selectiekleur, bijvoorbeeld zwart en wit, werken niet goed samen en worden door Adomi vanzelf gewijzigd in een andere combinatie.
- iLines: hier stelt u de kleur in waarin iLines worden getekend.
Lijndikte tonen op scherm
-
Geen : in dat geval is de lijndikte niet zichtbaar op het scherm en worden alle lijnen getekend met lijndikte van 1 schermpixel. -
Lijndikte weergeven (afhankelijk van doelschaal) : lijnen die omgerekend dikker zijn dan 1 schermpixel worden daadwerkelijk ook dikker dan 1 schermpixel afgebeeld. Bij lijnen die omgerekend dunner zijn dan 1 schermpixel worden met een lijndikte van 1 schermpixel afgebeeld. De weergave is hierbij ook afhankelijk van de doelschaal, omdat de dikte altijd wordt gedefinieerd in papiermaat. -
Lijndikte afbeelden, dunne lijnen vervagen (afhankelijk van doelschaal) : in tegenstelling tot bovenstaande optie wordt bij lijnen die omgerekend dunner zijn dan 1 schermpixel de kleur nu gemengd met de achtergrondkleur, hoe dunner de lijn, hoe meer de kleur vervaagt. Deze instelling geldt ook voor tekst. De weergave is hierbij ook afhankelijk van de doelschaal, omdat de dikte altijd wordt gedefinieerd in papiermaat. Hoe kleiner, hoe eerder de lijnen vervagen. -
Dikte gesymboliseerd door kleur : werkelijke lijnkleuren worden vervangen door kleuren, die per standaard pendikte kunnen worden ingesteld. Hiermee kan een klassieke CAD-weergave worden ingesteld. Permanent gebruik van dit mechanisme wordt echter afgeraden, omdat men de mogelijkheid verliest om op het scherm met de echte plotkleuren te werken. Omdat deze instelling valt onder de gebruikersvoorkeuren is deze overigens niet gekoppeld aan individuele projecten of tekeningen. - De hier gekozen lijndikte weergave heeft voorrang boven alle andere instellingen, zoals stijlcorrectie en kleur van referentietekeningen. Het werkt zowel bij stijlen als grafische indexen.
- De lijndikte-instellingen gelden uitsluitend voor het scherm, ze hebben geen invloed op plots of export.
- Uitzondering hierop is de optie
Dikte gesymboliseerd door kleur . In dat geval bestaat bij export naar DXF/DWG de optie om de schermkleur ook te gebruiken in de export - De in dit tabblad gemaakte instellingen worden bewaard in de Adomi-map, in het bestand username.CFG, waarbij op de plek van "username" uw eigen Windows gebruikersnaam komt te staan. Dit bestand wordt gebruikt door Adomi en diverse hulpprogramma's.
Standaardlocaties
- Projectenmap: hier wordt onthouden in welke standaard map Adomi-projecten worden bewaard en vanuit waar ze dus ook standaard geopend worden. Via de knop kunt u een andere map opgeven. Bij voorkeur geeft u hier een projectmap op die niet een submap is van de map waarin Adomi geïnstalleerd is.
- Templatesmap: hier wordt onthouden in welke standaard map Adomi-templatrs worden bewaard en vanuit waar ze dus ook standaard geopend worden. Via de knop kunt u een andere map opgeven.
- Voor zowel de projecten- als de templatesmap kan ook gekozen worden voor een relatief pad in Windows. %ueserprofile%\ verwijst bijvoorbeeld naar de map met uw eigen gebruikersinstellingen.
Parameters
- In het tabblad Parameters kunt u de instellingen van snap beheren.
- De snapmaat bepaalt de afmeting van de snapbox van de kruisdraad voor het aanwijzen en selecteren van punten en elementen.
- De snapmaat bepaalt ook de maximale afwijking waarbij de automatische snaphoek optie bij puntinvoer nog werkt.
- Bij een positieve snapmaat verandert de grootte van de snapbox als de schermschaal verandert. De grootte van de snapbox is dan gelijk aan de snapmaat in model-millimeters.
- Bij een negatieve snapmaat verandert de grootte van de snapbox niet als de schermschaal verandert. De grootte van de snapbox is dan ongeveer gelijk aan de absolute waarde van de snapmaat in scherm-millimeters.
- Meestal werkt een negatieve waarde voor de snapmaat prettiger dan een positieve. De standaardwaarde is -2.
- De snaphoek bepaalt de hoek waaronder de automatische snaphoek werkt. Deze kan in stappen van 15, 22.5, 30, 45 en 90 graden worden ingesteld.
- Wanneer de schakelaar
Automatisch polair bij numeriek aanstaat en de optie Numeriek wordt geactiveerd op het moment dat de hoek van de kruisdraad een veelvoud van de snaphoek is, dan wordt automatisch de Polair-schakelaar tijdelijk aangezet. De aangewezen hoek wordt dan automatisch ingevuld zodat alleen nog een waarde voor de afstand hoeft te worden ingevuld. Dit gebeurt ook wanneer de kruisdraad snapt op een iLine die exact door het relapunt gaat.
Aangepaste werkbalk
- In het tabblad Aangepaste werkbalk kunnen commando's aan de twee door de gebruiker in te stellen werkbalken (Aangepast 1 en Aangepast 2) worden toevoegd of verwijderd.
- Aan de werkbalk kunnen naast alle commando´s uit de overige werkbalken (behalve de userwerkbalken) ook de commando´s Referentietekeningen, Hoek meten en Aanpassen worden toegevoegd.
- De linkerkolom bevat alle commando's die aan de werkbalk kunnen worden toegevoegd. De rechterkolom bevat de inhoud van één van de twee werkbalken, afhankelijk van welke van de twee tabbladen Aangepast 1 en Aangepast 2 is geselecteerd. Tussen de kolommen staan knoppen waarmee een in de linker kolom geselecteerd commando kan worden toegevoegd () of een commando van de werkbalk in de rechter kolom worden verwijderd ().
- Met de knoppen naast de rechter kolom kan een geselecteerd commando omhoog en omlaag worden verschoven. Verder kan tussen commando's een scheidingslijn worden toegevoegd met de knop .
- De in dit tabblad gemaakte instellingen worden bewaard in de Adomi-map, in het bestand username.CFG.
Usermenu wijzigen
- In het tabblad Usermenu wijzigen kunnen de usermenu's User 1 en User 2 worden aangepast.
- De linkerkolom bevat de inhoud van Usermenu 1 en de rechterkolom van Usermenu 2. Door op de betreffende kolom te klikken kan worden gekozen welke van de twee moet worden aangepast.
- Aanpassen van de menutitel: de menutitel kan in het tekstvak worden aangepast. Aan de naam kan op een willekeurige plek het '&'-teken worden toegevoegd. Dit teken geeft aan dat het eerstvolgende teken onderstreept moet zijn, zodat dit teken gebruikt kan worden om het menu met een sneltoets te activeren.
- Toevoegen van een userfunctie: druk op de knop en selecteer in de bestandsselector een userfunctie. De map die de bestandsselector opent mag niet gewijzigd worden, omdat userfuncties en het menu waarmee ze aangeroepen worden in dezelfde map moeten staan.
- In de lijst met userfuncties kan aan de naam op een willekeurige plek het teken & worden toegevoegd. Dit teken geeft aan dat het eerstvolgende teken onderstreept moet zijn zodat dit teken gebruikt kan worden om het commando binnen het menu met een toets te activeren.
- Verwijderen van een userfunctie: selecteer in de lijst userfuncties een userfunctie en druk op de knop .
- Verplaatsen van een userfunctie in het menu: selecteer in de lijst userfuncties een userfunctie en druk op de knop pijl omhoog of pijl omlaag.
- Aanpassen van het pictogram van van een userfunctie: selecteer in de lijst userfuncties een userfunctie en druk op de knop . Selecteer vervolgens een bestand met de extensie ICO, DLL of EXE waaruit het pictogram moet worden geladen. Het pictogram van een userfunctie met een eigen pictogram intern in de userfunctie zelf kan niet worden aangepast.
- Toevoegen van een scheidingslijn aan het menu: selecteer in de lijst user functies op de plaats waar een scheidingslijn moet komen een userfunctie en druk op de knop .
- De in dit tabblad gemaakte wijzigingen worden bewaard in de bestanden van het huidig geladen usermenu's op schijf. Als er geen tweede usermenu was geladen en er is wel wat veranderd in de kolom van het tweede usermenu dan wordt bij het verlaten van de dialoog gevraagd of het menu moet worden opgeslagen en zo ja, onder welke naam.
Sneltoetsen
- In het tabblad Sneltoetsen kunnen sneltoetsen worden gedefinieerd.
- Dit kan voor ieder Adomi-commando uit een menu, uit de BIM-werkbalk (rechts van het tekenveld) of uit een contextmenu (rechtermuisknop), en voor iedere userfunctie uit het usermenu wat op dit moment is geladen.
- Ingestelde sneltoetsen zijn bij opnieuw opstarten weer beschikbaar, omdat deze bij Adomi-commando’s worden opgeslagen in het bestand AdomiTLB.INI, en bij userfuncties in het bijbehorende usermenu.
- Voor de sneltoetsen kan gekozen worden uit combinaties van Ctrl of Alt en een letter.
- De in dit tabblad gemaakte instellingen worden bewaard in de Adomi-map, in het bestand username.CFG.