Vlakvormig
Vlakvormige componenten zijn van he type 4. Ze worden gebruikt om bijvoorbeeld vloeren, daken, ruimten en bureaubladen te definiëren. Een vlakvormig component kan ook één of meer hellingen vormen.
Een vlakvormig component kan twee soorten elementen bevatten. Er zijn 'uitbreidbare' elementen, waarbij het aantal punten en de vorm volledig door de componentplaatsing bepaald wordt. Daarnaast kan de definitie ook gewone elementen bevatten.
Eigenschappen van de definitie
- De definitie bevat een plaatsingspunt, zonder referentiepunten.
- Toevoegen van referentiepunten heeft geen zin, omdat ze bij de plaatsing bovenop het PCS verschijnen.
Eigenschappen van de plaatsing
- Een vlakvormige plaatsing heeft dezelfde eigenschappen als een veelhoek of als een vlakvormige rechthoek of als een vlakvormige cirkel.
- De plaatsing als veelhoek kan dus ook bogen bevatten.
- Verder kan een vlakvormig component geplaatst worden met de 3D-elementen piramide, hellend vlak en kegel.
- Alleen de in de definitie opgenomen elementen polylijn, veelhoek, en lijnvormige en vlakvormige componentplaatsingen die met twee punten geplaatst zijn, worden met de vorm van de plaatsing afgebeeld.
- De overige elementen worden op dezelfde afstand tot het PCS en met dezelfde maat afgebeeld, als waarmee ze in de definitie staan. De oriëntatie is ook dezelfde als bij het aanmaken en verandert niet bij het roteren van de plaatsing, of bij het verdraaien van de tekening.
Opmerkingen
- Andere elementen kunnen automatisch worden afgeschuind tegen vlakvormige elementen. Standaard wordt een element afgeschuind ter hoogte van het referentievlak van de helling. Dit kan gewijzigd worden door het referentie- en bovenvlak van het element referentiepunt van het vlakvormige component in te stellen. Het referentievlak bevat dan de z-waarde van de onderkant van het dakpakket en het bovenvlak bepaald de dikte.
- Vlakvormige componenten zijn handig bij het bepalen en in de tekening weergeven van de maten van ruimten, dankzij de mogelijkheid codeteksten op te nemen.
- Wanneer bij de plaatsing als veelhoek het tweede punt en het laatste punt van de vorm op elkaar staan, dan 'zweeft' het eerste punt. Het eerste punt wordt dan niet meegenomen bij het overnemen van de vorm van de plaatsing en dus ook niet bij het bepalen van de hoeveelheid (omtrek). Dit 'zwevende' eerste punt kan gebruikt worden om elementen die niet de vorm van de plaatsing volgen (bijvoorbeeld een codetekst) op een bepaalde positie te zetten.
- Wanneer een veelhoek het kenmerk relatief heeft, dan heeft het element naast de punten die de contour vormen nog twee extra punten, namelijk een oorsprong en een hoekbepalend punt. Deze punten staan initieel op het eerste punt van de vorm en kunnen individueel worden aangepast. Wanneer het hoekbepalende punt bovenop de oorsprong staat dan staat de hoek horizontaal, wat betekent dat de hoek niet verder gecorrigeerd wordt.