Sectie
Functie
Het invoegen van een sectie.
Werking
- Met deze functie kan een sectie toegevoegd worden aan een beginpunt of aan een andere sectie.
Opmerking
- Een stelsel moet uit minimaal 2 secties bestaan om als geldig stelsel aangemerkt te worden.
Instellingen sectie
- Sectie id
- In dit veld kan het sectienummer worden ingevoerd.
- Dit kan ook achteraf met de functie Secties hernummeren.
- Er kunnen alleen cijfers ingevoerd worden.
- Lengte (m)
- Hier vult u de lengte van de sectie in.
- De lengte van een sectie kan maximaal 999 meter bedragen.
- Bij elke knoop kan het programma de diameter wijzigen.
- Wanneer een sectie langer is dan 5 meter dan is het aan te bevelen om de sectie in meerdere secties (buizen) te verdelen.
- Op deze manier maakt u optimaal gebruik van de optimalisatierekentechnieken van het programma en krijgt u een zo economisch mogelijk ontwerp.
- Statische hoogte (m)
- Hier vult u, gemeten vanaf het begin van de sectie tot aan het einde van de sectie de som van de statische verhogingen of verlagingen in.
- Deze invoer gebruikt u om de statische verhoging of verlagingen aan te geven (het verschil in hoogte).
- Deze invoer kan ook gebruikt worden of worden gecombineerd met plaatselijke drukverliezen, die optreden door verhoogde weerstanden in toestellen en appendages.
- Dergelijke weerstanden kunt u ook invoeren bij reduceertoestel.
- Het programma is zo ontworpen dat wanneer u op een sectie een verhoging of een verlaging aangeeft alle leidingsecties die na deze sectie zijn aangesloten worden verhoogd of verlaagd.
- Deze optie voorkomt dat u voor elk tappunt of sectie de statische hoogte ten opzichte van de referentieknoop (knoop 1) dient op te geven.
-
Maximale stroomsnelheid - Voor het berekenen van het stelsel maakt u hier een keuze met welke maximaal toelaatbare stroomsnelheid u het stelsel wilt berekenen. - De stroomsnelheidsselectie voor de hele installatie maakt u bij de [watermeter](441). - Per sectie kunt u daarop nog een uitzondering maken. - Op sectieniveau geeft u alleen die afwijkingen op die afwijken van de keuzen die u heeft gemaakt bij de standaard sectie-instellingen. - De maximale stroomsnelheid wordt gekozen om erosie te voorkomen en om geluidsproductie tegen te gaan. - Een lagere stroomsnelheid in leidingen geeft ook minder kans op waterslag. - In verband met erosieverschijnselen wordt in koudwaterleidingen een maximale stroomsnelheid aangehouden van 2 m/s. - Geluidshinder wordt zoveel mogelijk vermeden wanneer een stroomsnelheid van maximaal 1 m/s wordt aangehouden. - In warmwater circulatieleidingen mag een maximale stroomsnelheid van 0.7 m/s worden toegelaten. - Wanneer u een afwijkende stroomsnelheid wilt invoeren ten opzichte van de standaardinstelling, dan kunt u dit per sectie invoeren. -
Reeks buizen - Hier wordt voor deze sectie vastgelegd, afwijkend van de standaard sectie-instellingen, uit welk buizenbestand bij de berekening gekozen moet worden. - De standaardinstellingen van de sectie worden gedefinieerd bij de [watermeter](441). -
Buis - Voorselectie van de buisdiameter voor deze sectie. - De voorselectie van de buisdiameter wordt gebruikt om vooraf een gewenste buisdiameter op te geven. - Het programma houdt rekening met uw keuze. - Als echter in relatie tot het toegelaten drukverlies, snelheid en capaciteit de voorselectie niet mogelijk is – een te kleine diameter - dan wordt uw keuze genegeerd en zal het programma de gewenste diameter tonen. -
Isolatie - Deze optie is van belang voor het berekenen van het warmteverlies in de aanvoerleidingen van een warmwaterinstallatie ter bepaling van het circulatievolume waarmee het circulatiestelsel berekend wordt. - De isolatiesoort voor de aanvoerleidingen kan per stelsel en per sectie worden aangegeven. - Standaard staat de isolatiewaarde ingesteld op Cu +25 mm. - Circulatiepunt
- Bij het invoeren van een circulatiestelsel dient u aan te geven waar het stelsel overgaat in het circulatiestelsel.
- Wanneer na deze sectie het circulatiestelsel begint dan dient u op deze buis te kiezen voor "Ja".
- In alle andere gevallen laat u deze keuze op "Nee" staan.
- De circulatieknooppunten kunnen willekeurig in het aanvoerstelsel worden gekozen.
- Het is niet toegestaan om meerdere circulatieknooppunten in serie, van de stroomrichting, in te voeren.
- De invoer van de knooppuntnummering moet, zoals gebruikelijk, met de stroomrichting mee zijn.
- Rechtstreeks retour
- Met deze knop kan worden aangegeven of de circulatieroute gelijk is aan de aanvoerroute of dat deze afwijkt.
- Berekende waardes drukverlies
- Onder de berekende waardes op het tabblad sectie staan alle rekenresultaten voor de geselecteerde sectie.
Instellingen circulatiesectie
-
Lengte - Hier kan een afwijkende lengte worden ingevuld indien de retourleiding een ander traject volgt dan de aanvoerleiding. - Wanneer voor de optie Rechtstreeks retour is gekozen, staat deze lengte standaard op 0 omdat er een afwijkende lengte ingevoerd moet worden. -
Statische hoogte - Hier kan een afwijkende statische hoogte worden ingegeven. -
Reeks buizen -Hier wordt voor deze sectie vastgelegd, afwijkend van de standaard sectie-instellingen, uit welk buizenbestand bij de berekening gekozen moet worden. De standaardinstellingen van de sectie worden gedefinieerd bij de [watermeter](441). -
Buis - Voorselectie van de buisdiameter voor deze sectie. - De voorselectie van de buisdiameter wordt gebruikt om vooraf een gewenste buisdiameter op te geven. - Het programma houdt rekening met uw keuze. - Als echter in relatie tot het toegelaten drukverlies, snelheid en capaciteit de voorselectie niet mogelijk is – een te kleine diameter - dan wordt uw keuze genegeerd en zal het programma de gewenste diameter tonen. - Isolatie
- Zie Isolatie.
- Standaard staat de isolatiewaarde ingesteld op Cu +25 mm.
- Berekende waardes drukverlies
- Onder de berekende waardes op het tabblad circulatiesectie staan alle rekenresultaten met betrekking tot de circulatie voor de geselecteerde sectie.